Tijd

Èðèíà Ãîí÷àðîâà
ïåðåâîä íà ãîëëàíäñêèé ðàññêàçà "Âðåìÿ"

© Ïåðåâîä íà ãîëëàíäñêèé âûïîëíèë Cornelis Blankendaal, The Netherlands

............................I grow old.....I grow old.....
............................I shall wear the bottoms of my trousers rolled.
............................Shall I part my hair behind? Do I dare to eat a peach?
............................I shall wear white flannel trousers, and walk upon the beach
............................I have heard the mermaids singing, each to each.
............................I do not think that they will sing to me

...................................T.S. Eliot, from the Lovesong of J. Alfred Prufrock
*

Geachte heer B.
Wij zijn een groep U bekende kunstenaars…

De tijd verstreek gelijk de zoete geur van verf door een kier in de vloer van de oude huurkazerne. Hij ging barsten vertonen als in een spinragpatroon langs het plafond, strekte
zich voort als een scheur langs de kroonlijst en werkte zich buiten de begrenzingen van de ruimte die beperkt werd door stevig metselwerk.

en we zijn blij om met U samen te werken in iedere vorm die U gemakkelijk uitkomt:
expositie / verkoop van ons werk in vaste dienst…

Versgeschaafde dikke grenen planken staken wit af in de schemering. Eeuwenoude dennen die nog waren uitgeplant in de regeerperiode van ofwel Paul, ofwel Aleksander I. En daar
gaan ze nu, na 200 jaar…. Waarheen? Naar de datsja of de kachel (haard?!) van de voorman met zijn rooie tronie.

Het feit in aanmerking nemende dat wij meer voorstellen dan alleen maar een of andere galerie…

De muren, behangen met dun wit papier dat vergeeld was onder de stralen van de zon, die recht op de ramen scheen vanaf zijn vroege opkomst en bijna tot hij weer onderging dankzij het feit dat de ramen uitkwamen op het zuidoosten, ademden onaangedaanheid en onverschilligheid jegens alles wat gebeurde.
Bij de deur lagen oude kranten op een hoop en allerlei bundels. Potjes en flessen waren wanordelijk in een kartonnen doos gegooid. Daarnaast lag zomaar een zakje met bijna helemaal leeggeknepen verftubes, wat als samenstelling een fraai kunstwerk te zien gaf.
Tegen de muur leunend in een hoek stonden schilderdoeken met de voorkanten naar binnen gekeerd. Vele doeken. Aan het plafond hing in een zelfgemaakte lampekap een reusachtige bol die niemand meer nodig had; het licht was sinds mensenheugenis afgesloten, ondanks alle handigheidjes van de plaatselijke amateur-electricien, die het eerder gedurende enkele jaren klaarspeelde om de zaak aan te sluiten op bepaalde “aderen”, hetgeen de mogelijkheid verschafte om niet alleen te zorgen voor verlichting, maar ook voor verwarming van de hele leefgemeenschap met een voor ieder lid zo verschillend noodlot, dat evenzeer niemand nodig had.

… onze werken, die zo verschillend zijn en toch ook een bepaalde richting
vertegenwoordigen in de moderne kunst, kunnen alleszins aantrekkelijk blijken te zijn
voor de Noord-Amerikaanse markt…

De kraplakrode zon was langzaam achter de vergulde koepel van de kathedraal gezakt en gaf al geen warmte meer. Het was per slot van rekening november. Die liet de laatste bladeren van de bestrating waaien, deed ze de lucht in gaan terwijl ze reeds flonkerden van de eerste
rijpkristalletjes, wierp ze ter aarde en joeg ze weer voort ergens heen, soms spiedend in duistere kieren onder de poortdeuren, waar hij de ineengekrompen grijsbruine resten van de herfstdis aan kleuren overliet aan de willekeur van de huismeesters.

Hoe vreemd het ook was, maar in de badkamer bleef het water, dat nog steeds door de leidingen doolde, druppelen uit de kraan. De muren, beschilderd met zwartgroene olieverf, roken naar vochtigheid en droefenis. De oude koperen kraan bracht van tijd tot tijd murmelende geluiden uit, alsof de oude knorrepot uiteindelijk de stemming voorgoed wilde verpesten met zijn zinloze gepruttel.
Allemachtig, waarom zou hij zich de prachtige lichamen niet herinneren van jonge naakte vrouwen en mannen, die zich koesterden in dit bad in het water dat uit zijn koperen en ooit onverstoorbare mond was gestroomd, of het gelach van de kleine hummels, die in hun eerste doopbekkens gebaad werden door jonge ouders, terwijl dezen “op het geluk” ringen van hun vaders of oorbelletjes van de grootmoeders wierpen. Maar nee, hij bromde en bromde maar over het feit dat zijn eens sneeuwwitte bad vervuild werd met allerlei ongerechtigheden. Hij
kon het de mensen niet vergeven dat ze hem zijn hele leven de kop omdraaiden en hem nu
eens in de ene richting en dan weer in de andere lieten keren. Hij herinnerde zich nonchalante loodgieters, die met hun vreselijke ijzeren “kreeftescharen” zo vaak hardnekkig geprobeerd hadden hem uit te draaien en los te rukken van de plek waarmee hij onwrikbaar was vergroeid, als een driehonderd jaar oude eik die als vastgenageld stond met zijn wortels in de bodem, waaruit hij hooguit door een orkaan losgerukt kon worden, hetzij dat hij alleen maar weggegraven kon worden tezamen met de tra waar hij opgegroeid was.

… gewiekste jongens, die erin geslaagd waren “andermans plek” in te nemen, worden er eenvoudigweg uitgedonderd en ze raken werkloos, vinden met moeite iets nieuws of gaan, doordat ze helemaal niets vinden, aan de slag in een “associatie” van afpersers…

Bij de hoofdingang stortte iets met donderend geraas omlaag. Ofwel namen ze de deuren weg, de eikenhouten met houtsnijwerk (zulke waren er in de oude huizen in de stad praktisch niet meer over), ofwel rukten ze de koperen deurknoppen eruit “met vlees en al”. Het gebouw stond helemaal te schudden en te trillen, maar niet door een aardbeving of doordat ze het sloopten. Het trilde van verontwaardiging. Het had er al bijna honderd jaar op zitten, twee wereldoorlogen overleefd en drie revoluties, een hoop rampspoed van allerlei soort, branden en ongevallen, maar het had nog nooit zo;n belediging meegemaakt; de vensterramen, prachtige eikenhouten gewelfde ramen, de omlijsting van zijn ogen, werden losgepeuterd met een breekijzer en naar beneden gebracht, waar ze lukraak op de grond gestapeld bij het hek lagen, totdat er een of andere oplichter met een vrachtwagen kwam aanrijden en ze ergens heen bracht, in bochten door straten en stegen van de oude stad rijdend, alsof hij de sporen van de misdaad probeerde uit te wissen. Het gebouw trilde als een zeilschip in de wind, dat voor anker lag in een verlaten haven.

We brachten een paar dagen door in Jeruzalem, reden naar de Dode Zee en gingen Massada op. Daarna reden we verder naar de Jordaanwoestijn, bij gebrek aan goede wegen per jeep. We gingen met Kerstmis naar Nazareth. We reden langs de grenzen met Syri; en Libanon. We bezochten de zwavelwaterstofbronnen bij de Golanhoogten en gingen ons daar baden…

In het toilet ontstond een herrie alsof in een reusachtig oud woud een oehoe begon te krassen. Goddank was het huis de laatste tijd, doordat het gelukt was de watervoorziening in orde te brengen, niet doordrenkt met de geur van zwavelwaterstof, waaraan enige tijd niet te ontkomen was geweest. Buitenlanders die hier beland waren met het doel om voor een schijntje echte meesterwerken aan te kopen, hielden met moeite hun adem in, trachtend de odeur van verval en armoede niet te inhaleren. En de aangekochte stukken leken hun al niet meer zulke meesterwerken. Maar het geld verdween in de zakken van met verf besmeurde spijkerbroeken, van uitgerekte zelfgebreide vesten of in bepaalde ongelooflijke buidels. En zij, welopgevoede westerlingen, slikten die geuren van miasma;s, samen met een of ander kinderlijk gevoel dat het een belediging was, maar men niet wist voor wie. Later, toen ze bezig waren hun aankoop uit te pakken in hun appartementen – luxueuze, rijkelijk en met smaak gemeubileerde flatwoningen, die velen van hen thuis in hun vaderland nooit zouden kunnen onderhouden – vergaten ze reeds de geuren en alle omstandigheden waarmee hun aankoop gepaard ging en genoten eenvoudigweg van de pracht en praal van kleuren, vormen, onderwerpen en zo voort en zo voort. Liggend in hun baden met jacuzzi erbij stelden ze zich voor hoe ze die werken thuis zouden ophangen, aan hun vrienden zouden laten zien en de lachwekkend lage prijzen zouden opnoemen waarvoor ze die meesterwerken op de kop hadden kunnen tikken. Ze verborgen hun aanwinsten achter de dubbele massieve deuren van hun tijdelijke woningen tot het moment dat Air France of British Airways hen ver weg zou voeren van deze vreemde stad met zijn vreemde bewoners en niet minder vreemde kunstenaars.

Daarom verwonderden alle buitenlanders zich erover dat ik me zo vrij gedroeg. Maar als ze eens wisten hoeveel keer de KGB-ers achter me aan hadden gezeten…

Achter de zwarte gepantserde deur weerklonk gesnurk. Deze deur was nog van vroegere bewoners die zich nu in nieuwe standaardwoningen bevonden. De reeds van de sloten gehaalde deur ging open. Achter de deur stond een vreemd uitziende jongeman in een donkergrijze dure, maar sterk gekreukte jas, alsof hij de gewoonte had er in te slapen, met een ronde metalen bril ; la Lennon, met een dikke map onder zijn arm en een mobiele telefoon in zijn rechterhand. Hij begon iets tamelijk vluchtig te zeggen in het Russisch, maar met een verschrikkelijk accent, wat de Bulgaar in hem verried. Uit zijn verwarde verhaal kon begrepen worden dat hij hierheen gestuurd was door een vriend, een Spaanse journalist; dat deze hier prachtige dingen had gekocht en dat hij, de Bulgaar, ook op het punt stond dit land te verlaten, maar dat hij niet wilde vertrekken zonder “werken van dezelfde hand”. Het bezoek kwam volstrekt ongelegen. In het geheugen kwam iets op uit een gesprek met een cli;nt, dat zijn vriend, een Bulgaar, inderdaad iets wilde verwerven…. Hij moest wel binnengelaten worden. De Bulgaar stelde zich voor:
“Zorian Nait – dealer in realiteiten”.
De laatstgenoemde karakterisering zorgde voor verwarring.

De wereld… zoals we die kennen… verandert snel… We haasten ons ergens heen.
Een schouwspel dat lijkt op een enorme televisie die is aangezet en waar op elk kanaal, natuurlijk, iets gebeurt… Alles wat ‘live’ op dat toneel gebeurt, … wordt opgenomen met camera;s en gereproduceerd op schermen… waar het dat andere gezichtspunt onthult… en ons het venster opent naar die andere realiteit… die net zo re;el is als DEZE door ons als enige veronderstelde…

De bezoeker stapte de praktisch halflege kamer binnen. Er moest een oude kruk aangedragen worden van ver uit de keuken, of juister wat eens de keuken was geweest. En toen begon de demonstratie.

De doeken, die bij de muur stonden en met hun achterkant naar de toeschouwer gericht waren, werden plotseling als het ware gewekt. Maar in het schemerlicht leken de landschappen en de mensen die er op stonden infernaal, hiernamaals. Niettemin riep die laatste omstandigheid bij de cli;nt geen negatieve reactie op, eerder integendeel. Hij fluisterde zelfs zoiets als:

De pop Magere Hein verschijnt ten tonele en zegt tegen de pop Herodes: “Sterf, Antichrist!”

Op de een of andere manier begon het een ongemakkelijke situatie te worden. Maar de koper zette plotseling de demonstratie stop en zei dat hij “dit hier, dit en dit doek” nam, wijzend op naakte lichamen van vrouwen in bad en een landschap met Tataarse huizen ergens op de Krim.

Ja, trouwens, dit is volgens het systeem timeshare bij RCI. Heb je daarover wel eens gehoord? Dat is een systeem van dure kuuroorden over de gehele wereld. Je koopt appartementen in een plaats voor een bepaald seizoen. Je kunt je daar je hele leven ontspannen…

“Ik ken Uw land heel goed. Ik woon hier al zes jaar. Zonder wat werken vanhier wilde ik niet vertrekken.” vervolgde de Bulgaar.

Bij Zorian rinkelt het mobieltje en hij voert een hele monoloog over de telefoon.

Met Zorian. …Wat zeg je? En hoe ging het interview? Wacht, niet vertellen, ik zag een droom… nog een… waarin je dat interview afnam. Dus eerst zei hij dat hij tuinman was in de tuin van het paradijs… is het niet? Daarna beloofde hij dat de Antichrist zijn dood zou veroorzaken… toch? Bij het concert! Welnu, zie daar: ik heb al profetische dromen. Goed, lieve meid, wind je niet zo op…

In de kamer wordt het helemaal donker. De kaars in de oude koperen kandelaar werd aangestoken met een aansteker.

“Alleen, het geld kan ik pas over een paar dagen brengen”, sprak de Bulgaar zonder veel nadenken.

Er trad een pijnlijke stilte in. Iemand klopte op de deur.

“Neem me niet kwalijk, het is voor mij. Laten we verder ons gesprek voor die “paar dagen” uitstellen.”

“Begrijpt u, ik moet geld laten overmaken op de bankrekening. U weet zelf, hoe het momenteel gaat in de business.”

“Ja, ja, natuurlijk. Komt u maar wanneer ze het geld overmaken. Het beste!”

De huisopzichter kwam binnen, een gewiekste man in de leeftijd van 40 tot 45 jaar met een artistiek uiterlijk.

“Welnu, hoe zit het, wanneer maken we dat we wegkomen? Het is tijd vriend, het is tijd.”

“Ja morgen; om de een of andere reden is de auto niet gekomen. Blijkbaar hebben ze de auto
niet te pakken kunnen krijgen.”

… en de komende reis – het uitwerken van de route, het boeken van de hotels, het bestellen van de auto en het inhuren van de reisgids voor de moeilijk toegankelijke plaatsen enzovoorts.

“En hoe zit het met de radio; neem je die nog mee?”

“Wat zou het, neem hem maar. Het is een goede, met lampen en een houten kast. Neem hem maar.”

“Goed, morgen dus, dan wordt het morgen. Dan neem ik morgen ook de radio mee. Afgesproken.”

… ik hoorde een uitzending van Radio France Internationale over de dichter David Knut. De universiteit van Jeruzalem heeft zijn boek in twee delen uitgebracht. Prachtige gedichten en ik heb thuis wat gevonden…

Ik, David-Ari ben-Meir,
Die als jongeling zong voor de vergramde Saul,
Die Israels opstandige zonen
Het zespuntige schild gaf…

De opzichter ging weg, achter de Bulgaar aan. De gedachte kwam op: “Twee die van hetzelfde allooi zijn”.

Uit de stapel kranten sprong een muis en rende overdwars de kamer door, absoluut niet in verlegenheid rakend door de aanwezigheid van een vreemde. Al bijna in volledige duisternis, het zwakke licht van het kaarsepitje niet meegerekend, moesten de lastiggevallen doeken op hun plaats gezet worden, inclusief de door de Bulgaar uitgekozen werken. Voor alles bleef heel weinig tijd over. In het verschiet lag, zoals altijd in zulke gevallen, het onbekende. Opnieuw het zoeken naar een werkplaats; opnieuw herstelwerk. Het wennen aan de plaats. En wanneer zou er weer gewerkt kunnen worden?

Nu is al onze vrije tijd gericht op de voorbereiding van de reis.
Beslist zal ik op zoek gaan naar het boek in twee delen.

De afdaling langs de trap geschiedde op de tast, in ondoordringbare duisternis. De oude marmeren traptreden konden qua versletenheid concurreren met de treden van de Acropolis in Athene, althans ze hadden dit gemeen, en in het hoofd kwamen allerlei onduidelijke, vage beelden op, herinneringen aan een verblijf in Saloniki. Schelpen aan de kust…

De voordeur ging wijd open en ijskoude van rijp flonkerende lucht drong de longen binnen. Twee meisjes in nogal korte ruige bontjasjes renden voorbij. Ze lachten aanstekelijk om iets of iemand. In de lucht verspreidde zich de geur van frisheid, vrieskou en baldadigheid.

… What a pity that you fell ill and couldn’t go to Greece. Get better soon!
Indeed, I’m back in Holland… It was a nightmare walking on the streets with
her, seeing nice and beautiful Russian women passing by.
**

De wens kwam op om de komst van de dwaze koper en van de brutale opzichter van de niet bestaande kunstcommune te vergeten, om niet meer te denken aan de dag van morgen en alle daarop volgende dagen, aan geld, verplichtingen, beloften, om alles te vergeten en gewoonweg doelloos door deze oude stad te lopen, te kijken naar meisjes, mooie vrouwen en te luisteren naar flarden van hun gesprekken, die zinloos en onlogisch zijn en daardoor des te meer aantrekkelijk. De wens kwam op om neer te strijken in een of ander restaurant of caf;, die als paddestoelen uit de grond zijn geschoten op plekken van voormalige kantines, wasserijen, stomerijen enzovoorts. Maar toen kwam in de herinnering boven dat er slechts geld op zak was om morgen de auto te kunnen nemen en alle spullen weg te brengen naar de voorlopig nog denkbeeldige werkplaats.

Er was een heel goede maaltijd met een voorafje op z;n Russisch, een overvloed aan wodka. En er werd uitbundig gedanst tot men niet meer kon op nummers als “7.40 uur ’s ochtends” . We kwamen thuis rond zes uur in de morgen. ***

De wind werd steeds krachtiger en op het dak kletterden platen van loszittend blik. Het leek erop dat ieder moment er een af zou waaien en boven de donkere stad ging zweven als een vliegend tapijt, langzaam en voorzichtig dalend tussen de daken van de huizen en met gefluit de ijskoude, broze lucht in miljarden kristallen snijdend.

Heel boeiend was de reis naar Montreal, een stad zo mooi als Parijs (bijna!); iedereen spreekt Frans, feestjes de hele nacht, de restaurants open, er wordt muziek gespeeld en iedereen heeft plezier…









*
Ik word oud….. ik word oud…..
Ik zal mijn broek dragen met opgerolde pijpen.
Zal ik mijn haar in een scheiding naar achteren dragen?
Durf ik een perzik te eten?
Ik zal een witte flanellen broek dragen, en
op het strand wandelen
Ik heb de meerminnen horen zingen,
tot elkander.
Ik denk niet dat ze tot mij zullen zingen.


**
… Wat jammer dat je ziek geworden bent en niet naar Griekenland kon gaan. Word snel beter! Inderdaad, ik ben terug in Holland… Het was een nachtmerrie om over straat te lopen met haar, terwijl ik leuke en mooie Russische vrouwen voorbij zag gaan.

***
Naam van een Joods danslied uit Odessa. Het heeft betrekking op het tijdstip waarop de trein uit de provincie in Odessa aankwam met handelaren die hun koopwaar daar naar de markt brachten.

© Ïåðåâîä íà ãîëëàíäñêèé âûïîëíèë Cornelis Blankendaal, The Netherlands